Inleiding:
In 1961 werd de Meticillinie-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) voor het eerst gemeld en snel daarna werden de eerste epidemieën met MRSA in de literatuur beschreven.
Sinds de jaren 70 is er een toename van de problematiek in Europa en VS. In de meeste landen is het percentage MRSA bij ziekenhuispatiënten nu hoger dan 20%. Nederland is in staat gebleken om met het nationaal MRSA-beleid, het percentage MRSA te beperken tot minder dan 1%. Om het nationaal beleid succesvol te laten blijven, is het van belang dat zowel ziekenhuizen, als verpleeg- en verzorgingshuizen dit beleid volgen.
De meticilline-resistentie van S.aureus maakt dat deze bacteriën ongevoelig zijn voor alle beta-lactam antibiotica. Daarnaast is er een wisselende gevoeligheid voor vele andere antibiotica, waaronder aminoglycosiden.
Bestrijding van MRSA in de verpleeg- en verzorgingshuizen is nodig om te voorkómen dat profylaxe en behandeling van infecties met S.aureus niet goed meer mogelijk zijn. Tevens bestaat het gevaar van verdergaande resistentie-ontwikkeling, die kan leiden tot stammen die met de beschikbare antibiotica niet of nauwelijks meer behandelbaar zijn.
De bestrijding van MRSA is gericht op zowel personen met een infectie als op personen die gekoloniseerd zijn. Bij de verspreiding van MRSA spelen kolonisatie van cliënten en personeelsleden en overdracht van bacteriën via onder andere de handen een grote rol.
MRSA is even virulent als de meticilline-gevoelige S.aureus. Sommige MRSA-stammen verspreiden zich sneller dan andere, waardoor in verpleeg- en verzorgingshuizen moeilijk te controleren epidemieën kunnen ontstaan.
Het MRSA-beleid is enerzijds gericht op een vroegtijdige signalering van MRSA, waardoor tijdig maatregelen genomen kunnen worden om verspreiding tegen te gaan. Anderzijds is het beleid er op gericht bij onverwachte detectie van MRSA, de verspreiding in te inperken, door isolatiemaatregelen en zo nodig behandeling.
Cliënten die in buitenlandse ziekenhuizen of verpleeghuizen opgenomen of behandeld zijn geweest, hebben een verhoogde kans om met MRSA te zijn gekoloniseerd. Het is belangrijk bij deze cliënten direct voorzorgsmaatregelen te nemen. Ook medewerkers die in een buitenlandse zorginstelling hebben gewerkt, opgenomen of behandeld zijn geweest, kunnen gekoloniseerd zijn met MRSA.
Bij cliënten die uit Nederlandse ziekenhuizen, verpleeghuizen of andere zorginstellingen worden overgeplaatst zijn deze maatregelen niet nodig, tenzij de betreffende instelling op dat moment een MRSA-probleem heeft.
In 2005 bleek dat MRSA ook veel voorkomt bij varkens en vleeskalveren. Door (beroepsmatig) contact met varkens of vleeskalveren of vleeskuikens die de MRSA-bacterie bij zich dragen, kan de mens ook MRSA-drager worden. Ook bij mensen die woonachtig zijn op een varkens-, vleeskalveren-, of vleeskuikensbedrijf is meer kans op MRSA-dragerschap.
Doel:
Het nemen van specifieke isolatie maatregelen om verspreiding van MRSA zoveel mogelijk te voorkomen.
Aan het MRSA-beleid ligt het Beleid Basishygiëne ten grondslag, dat als doel heeft; het voorkómen van overdracht van micro-organismen in het algemeen.
Doelgroep:
Tot de doelgroep van dit beleid behoren de volgende medewerkers van verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg:
- Behandelend artsen (specialisten ouderengeneeskunde, huisartsen) van cliënten met een (verdenking op) MRSA-dragerschap
- Managers en leidinggevenden van afdelingen waar cliënten verblijven en/of behandeld worden met een (verdenking op) MRSA-dragerschap
- Medewerkers die direct en indirect betrokken zijn bij de verzorging en behandeling van deze cliënten
- Bedrijfsgeneeskundige dienst.
Afkortingen, begrippen en definities:
Eradicatie-behandeling: behandeling gericht op het uitroeien van de MRSA-bacterie bij een MRSA-drager (cliënt of medewerker)
IGZ: Inspectie voor de Gezondheidszorg
Kolonisatie: Een micro-organisme kan na besmetting uitgroeien bij de gastheer
LCHV: Landelijk Centrum voor Hygiëne & Veiligheid
MRSA: Meticilline Resistente Staphylococcus Aureus. Een Staphylococcus aureus bacterie die ongevoelig is voor een aantal antibiotica. Gewoonlijk veroorzaakt de MRSA geen probleem. Maar onder speciale omstandigheden kan infectie ontstaan: bij een wond of bij verminderde weerstand. Er zijn nog antibiotica waarmee de arts kan behandelen, maar ze zijn beperkt en er moet daarom met zorg mee worden omgegaan.
Virulentie: Ziekmakend vermogen
WIP: Werkgroep Infectie Preventie
Wet- en regelgeving:
Richtlijnen Werkgroep Infectie Preventie:
- MRSA Verzorgingshuis, Verpleeghuis- woon- en thuiszorg, [november 2007]
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ),
- Aandacht voor infectiepreventie in verpleeghuizen, [1995 (niet digitaal beschikbaar)]
- Infectiepreventie in verpleeghuizen: Noodzaak voor veiligheid cliënten, [2006]
Landelijk Centrum voor Hygiëne en Veiligheid:
- Hygiënerichtlijnen voor verpleeghuizen en woonzorgcentra, [augustus 2012]
Centrum voor Infectieziektenbestrijding (CIb)
- Staphylococcus aureus-infecties inclusief MRSA, [herziening april 2018]
- MRSA RIVM, wijzingingsdatum febr 2018
Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB):
- Optimaliseren van het antibioticabeleid in Nederland XII, Herziening SWAB richtlijn Behandeling MRSA dragers, [februari 2012]
- Achtergrondinfomatie over MRSA is beschikbaar op de website Euregio MRSA-net Twente/Münsterland: MRSA-net
Beleidsafspraken:
1. Gemotiveerd afwijken van de WIP-richtlijnen
- De WIP-richtlijnen maken onderscheid in risico op veterinaire MRSA-dragerschap. Cliënten moeten gescreend worden voor opname in verpleeghuizen en thuiszorg. Dit geldt niet voor cliënten in verzorgingshuizen. In het MRSA-beleid is gekozen voor eenduidig beleid; cliënten die tot 2 maanden voor opname nog in nauw fysiek contact kwamen met varkens of vleeskalveren, hebben een hoog risico op veterinaire MRSA-dragerschap.
- Cliënten met risico op veterinaire-MRSA-dragerschap worden zo kort mogelijk voor opname gescreend (1-2 weken voor opname). Indien de kweken negatief zijn, worden cliënten als negatief beschouwd en niet opnieuw getest bij opname. De kans dat de cliënt in de tussenliggende periode alsnog besmet raakt, wordt zeer gering geacht.
- Cliënten met een katheter à demeure kunnen deelnemen aan sociale activiteiten. Een katheter à demeure wordt niet beschouwd als een extra risico op verspreiding van MRSA.
- Indien de cliënt in isolatie wordt verzorgd (beschermd contact) en de naleving van de isolatiemaatregelen wordt getoetst, worden geen screeningen van medewerkers verricht. De WIP adviseert inventarisatiekweken af te nemen ter screening van medewerkers die voor een MRSA-positieve cliënt zorgen. In de WIP-richtlijn worden geen uitspraken gedaan over omvang en frequentie van deze kweken. In dit MRSA-beleid wordt de naleving van isolatiemaatregelen getoetst d.m.v. het invullen van een checklist. Indien de isolatiemaatregelen gevolgd worden, dan worden geen screeningskweken bij beschermd contact afgenomen. Het toetsen van de naleving van de protocollen wordt beschreven in paragraaf 5.6.
2. Risicocategorieën MRSA – cliënten
- Cliënten bij wie, bij overplaatsing vanuit een andere zorginstelling, MRSA-dragerschap bekend is;
- Cliënten bij wie, bij opname vanuit het buitenland, MRSA-dragerschap bekend is;
- Cliënten bij wie tijdens de verpleeghuisopname, bij toeval of in ringonderzoek, MRSA-dragerschap is aangetoond;
- Cliënten die zijn gescreend in verband met nauw fysiek contact met varkens, vleeskalveren of vleeskuikens.
- Cliënten die in een buitenlands zorginstelling opgenomen of behandeld zijn. Criteria voor hoog risico op MRSA-dragerschap zijn een verblijf langer dan 24 uur, operatie, drains, katheters, intubatie, huidlaesies en/of persisterende infecties.
- De risico-inschatting wordt gemaakt aan de hand van de MRSA Beleid – beslisboom
- Cliënten afkomstig uit een Nederlands ziekenhuis of verpleeghuis, van een afdeling of unit waar een MRSA-epidemie heerst, die nog niet onder controle is.
- Cliënten die met een onverwachte MRSA-drager op één kamer hebben gelegen.
- Cliënten die een hoog risico hebben op dragerschap met veterinaire MRSA;
- Cliënten die in de 2 maanden voor opname in nauw fysiek contact kwamen met levende varkens op varkensbedrijven of levende vleeskalveren op vleeskalverenbedrijven of levende vleeskuikens op een vleeskuikenbedrijf, én nog niet gescreend zijn op MRSA.
- Cliënten met risico op dragerschap met veterinaire MRSA, die voor opname gescreend zijn op MRSA en de uitslag daarvan negatief is.
- Cliënten die succesvol zijn behandeld voor MRSA-dragerschap en bij wie de eerste drie sets controlekweken negatief zijn.
- Cliënten die niet tot de categorieën behoren van paragraaf 2.1 en 2.2.
- Cliënten die succesvol zijn behandeld voor MRSA-dragerschap en bij wie controlekweken gedurende de afgesproken periode negatief zijn (zie paragraaf 14.2).
3. Risicocategorieën MRSA – medewerkers
- Medewerkers bij wie MRSA-dragerschap is aangetoond en die nog niet (succesvol) behandeld zijn.
- MRSA-dragers worden doorgestuurd naar de ARBO-arts.
- Medewerkers die opgenomen zijn geweest in een buitenlandse zorginstelling (zie de MRSA Beleid – beslisboom).
- Medewerkers die in een buitenlandse zorginstelling werkzaam zijn geweest en daarbij patiënten- of cliëntencontact hebben gehad.
- Medewerkers die beschermd met MRSA-dragers in contact zijn geweest.
- Medewerkers die succesvol zijn behandeld voor MRSA-dragerschap en bij wie de eerste drie sets controlekweken negatief zijn.
- Medewerkers die niet tot de categorieën behoren van paragraaf 3.1 en 3.2. en 3.3.
- Medewerkers die beschermd contact hebben gehad met een MRSA-drager.
- Medewerkers die succesvol zijn behandeld voor MRSA-dragerschap en bij wie controlekweken gedurende de afgesproken periode negatief zijn (zie paragraaf 9.2).
- Medewerkers in de zorg die woonachtig zijn op varkens-, kalveren- of vleeskuikenbedrijven mogen werken in de zorg. Er zijn geen bijzondere maatregelen nodig. Indien in een contactonderzoek verspreiding van veegerelateerde MRSA wordt aangetoond, dan wordt de medewerker wel beschouwd als MRSA-drager en volgen acties, zoals beschreven in paragraaf 3.1.
4. Opnameprocedure
- MRSA Beleid – beslisboom
5. Isolatiemaatregelen
De cliënt wordt geplaatst op een eenpersoonskamer, met een eigen badkamer en toilet.
Bij de ingang van de kamer is mogelijkheid voor opslag van de benodigde beschermende middelen (bijvoorbeeld in een kast of in een voorportaal).
- Vochtondoorlaatbare overschort met lange mouwen;
- Handschoenen;
- Mondneusmasker;
- ontslag van de cliënt;
- of als onderdeel van de eradicatie-behandeling.
De naleving van de isolatiemaatregelen moet regelmatig getoetst worden. De toetsing wordt uitgevoerd door invullen van een checklist. Op afwijkingen t.o.v. het MRSA-isolatieprotocol moet actie worden ondernomen.
6. Intensieve (zorg-)contacten / Sociale contacten
6.2 Sociale contacten
Onder sociale contacten worden verstaan alle niet-intensief contact, zoals bezoek. Er is geen intensief lichamelijk contact met de cliënt. Onder sociale contacten vallen ook het geven van een hand, een arm om een cliënt slaan. Bij de sociale contacten is het verspreidingsrisico van MRSA gering. Bij sociale contacten is alleen handhygiëne van toepassing. De isolatiemaatregelen zijn niet van toepassing.
7. Deelname aan sociale activiteiten / ontvangen van bezoek
7.1 Deelname van cliënt aan sociale activiteiten
- de cliënt heeft huidlaesies (wonden, eczeem, psoriasis);
- de cliënt heeft drain of supra-pubische katheter;
- de cliënt heeft infectiebronnen (abcessen, furunkels, of chronische luchtweginfecties/COPD).
- alle intensieve contacten vinden plaats in MRSA-isolatie op de cliëntenkamer;
- cliënten mogen daarna de kamer verlaten en deelnemen aan sociale activiteiten. Bij deze sociale contacten zijn geen extra maatregelen noodzakelijk.
- alle intensieve contacten vinden plaats in MRSA-isolatie op de cliëntenkamer;
- cliënten moeten op de kamer blijven en kunnen niet deelnemen aan sociale activiteiten;
- bezoek mag op de kamer van cliënt komen en hoeft geen aanvullende maatregelen te nemen indien er alleen sprake is van sociale contacten.
Bezoekers die aanwezig zijn op de cliëntenkamer tijdens de lichamelijke verzorging van de cliënt, nemen dezelfde voorzorgsmaatregelen in acht als het verzorgend personeel.
8. MRSA-screening (testen op MRSA)
8.1 MRSA –screening bij cliënten
- standaard; neus, keel, perineum (of feces of rectumwat);
- sputum, indien dit wordt opgegeven;
- urine (bij aanwezigheid van een blaaskatheter);
- huidlaesies, wonden en insteekopeningen.
- na opname, behandeling of te hebben gewerkt in een buitenlandse zorginstelling;
- na onbeschermd contact met een MRSA-drager (contactonderzoek);
- ter controle op een eradicatie-behandeling.
- standaard; neus en keel;
- eventuele huidlaesies zoals eczeem, psoriasis.
Medewerkers met MRSA worden doorgestuurd naar de ARBO-arts. De ARBO-arts stelt in overleg met een arts-microbioloog een MRSA-dragerschapsbehandeling op. De medewerker ondergaat een eradicatie-behandeling. Na een eradicatie-behandeling bij een medewerker moeten controle-kweken worden afgenomen. Voor deze controle worden kweken afgenomen van keel, neus, perineum en eventuele huidlaesies of andere eerder positief bevonden plaatsen.
9. Eradicatie-behandeling
De eradicatie-behandeling is gericht op het uitroeien van de MRSA-bacterie bij een MRSA-drager (cliënt of medewerker). De eradicatie-behandeling wordt op maat gemaakt en is gebaseerd op de SWAB-richtlijn “Behandeling van MRSA-dragers” en de WIP-richtlijnen. De behandeling tegen MRSA-dragerschap is niet zinvol wanneer de MRSA-drager:
- antibiotica gebruikt;
- huidafwijkingen zoals wonden, eczeem of psoriasis heeft;
- drains, intravasale lijnen of een blaaskatheter heeft.
Verwante Protocollen:
- Benodigde materialen
- Meldingsplichtige Infectieziekten
- MRSA informatiefolder
- MRSA Isolatieprotocol
- MRSA noodset
- MRSA risicogroepen cliënten en medewerkers
- MRSA: Achtergrondinformatie bij behandeling van MRSA-dragerschap bij cliënt of medewerker
- MRSA: Dagelijkse reiniging van een MRSA-kamer
- MRSA: Einddesinfectie van een MRSA-kamer
- Rode hand
- Testen op MRSA
Verwante Checklists:
Belangrijkste bevoegdheden en verantwoordelijkheden:
Behandelend arts (specialist ouderengeneeskunde, ARBO-arts, huisarts):
- overnemende behandelend arts informeert bij collega van aanbiedende zorginstelling naar eventuele MRSA-problematiek
- beslist of sprake is van een risico op MRSA-dragerschap
- bepaalt aan de hand van de beslisbomen of de cliënt gescreend moet worden, zo nodig in overleg met arts-microbioloog/deskundige infectiepreventie.
- coördineert de medische gang van zaken rondom opname en behandeling
- stelt isolatie in en heft isolatie op (zo nodig i.o.m. deskundige infectiepreventie /arts-microbioloog)
- informeert de cliënt en familie over de isolatiemaatregelen of geeft opdracht aan medewerker om cliënt en familie te informeren.
- maakt een inschatting of de cliënt mag deelnemen aan sociale activiteiten en bespreekt dit met de leidinggevende van de afdeling (zo nodig i.o.m. deskundige infectiepreventie /arts-microbioloog)
- meldt de opname aan de opnamefunctionaris
- maakt inschatting of de opname eventueel uitgesteld kan worden tot de uitslag van MRSA-screening bekend is
- is verantwoordelijk voor overdracht van cliënt naar een andere instelling
- zet indien nodig de procedure uitbraakmanagement in gang
- heeft beschikking over de benodigde kweekmaterialen voor MRSA-screening
Opnamefunctionaris (Transferbureau / Transmuraal Coördinatie Bureau / Cliënten adviseurs / Cliëntenadvies / Wachtlijstbegeleider:
- vraagt tijdens het opnamegesprek naar risico op MRSA
- opname of behandeling in een buitenlandse zorginstelling in de 2 maanden voor opname
- beroepsmatig contact met varkens en/of vleeskalveren in de 2 maanden voor opname
- MRSA-problematiek in de instelling waar cliënt opgenomen is geweest.
- plaatst cliënten met (verdenking op) MRSA op éénpersoonskamer, indien mogelijk voorzien van een sluis
Leidinggevende afdeling:
- informeert de medewerkers over de MRSA-isolatie
- plaatst de cliënt op een éénpersoonskamer, indien mogelijk voorzien van een sluis
- zorgt voor een adequate personele bezetting
- zorgt voor voldoende beschermende middelen
- ziet toe op naleving van de protocollen (checklist)
- ziet toe dat afspraken over wel/niet deelnemen aan sociale activiteiten opgevolgd worden
Medewerkers afdeling:
- volgen de MRSA-isolatieprotocollen op
- dragen beschermende middelen zoals voorgeschreven
- toetsen zelf naleving van protocollen door het invullen van de checklist
Vaste leverancier:
- levert de voorraad beschermende middelen
Deskundige infectiepreventie:
- geeft advies over en biedt ondersteuning bij inhoudelijke vragen over uitvoering van het MRSA-beleid
- geeft op verzoek klinische lessen over MRSA
- houdt het MRSA-beleid up-to-date
Arts-microbioloog:
- ondersteunt bij inhoudelijke vragen over het MRSA-beleid
Infectiepreventiecommissie:
- beoordeelt het MRSA-beleid
- stelt een voorstel voor implementatie op
- beoordeelt de MRSA-protocollen
Raden van Bestuur:
- na goedkeuring; accorderen van het MRSA-beleid.
Bijlagen:
- MRSA Beleid – beslisboom
- MRSA informatiefolder: In deze informatiefolder wordt uitgelegd wat een “MRSA-bacterie” is en welke maatregelen genomen worden.
- “Rode hand“: Op de kamerdeur wordt een “rode hand” aangebracht, als signaal dat bij deze cliënt extra maatregelen nodig zijn. Dit symbool wordt ook gebruikt bij andere vormen van isolatie. De medewerker zorgt dat zij/hij op de hoogte is van de te nemen maatregelen.